21
oktober
2020
|
11:38
Europe/Amsterdam

De keten is zo sterk als de zwakste schakel

Bij asbestsanering zijn verantwoordelijkheid en kwaliteit bij elke stap in de keten cruciaal

De laatste stap in het traject van asbestsanering is de onafhankelijke controle van de saneringslocatie. Dat houdt in dat een geaccrediteerde inspectie-instelling (in het werkveld ‘het lab’ genoemd) een eindbeoordeling doet en de locatie wel of niet asbestveilig verklaart. De Inspectie SZW constateert echter vaak dat er nog zichtbaar asbest aanwezig is op een vrijgegeven saneringslocatie. Om de keten weer op orde te krijgen, is het bij elke schakel cruciaal dat elke ketenpartij zijn verantwoordelijkheid neemt en kwalitatief goed werk levert. Om gezond en veilig werken te stimuleren, werkt de Inspectie SZW aan meer bewustwording hiervan.

‘Asbest in de kelderruimte, achter dakbalken, restanten verspreid over het terrein. Wat ik in de praktijk soms op een locatie aantref is schrikbarend.’ Aan het woord is Victor Kin, arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW. Hij bezoekt onaangekondigd saneringslocaties die volgens de documenten al asbestvrij zouden zijn.

Collega’s bewust maken

Het aantal locaties dat niet asbestveilig bleek, was zo hoog, dat de Inspectie daar werk van maakte. Kin ontwikkelde een presentatie om zijn praktijkervaringen te delen. Het doel was om collega’s en management bewust te maken van wat er speelt en ze zo alert te maken op mogelijke misstanden. ‘Aanvankelijk gaf ik samen met een collega-arbeidsinspecteur de presentatie intern. Maar de collega’s waren zo onder de indruk van de praktijkvoorbeelden dat we besloten deze informatie breder te delen. Daarna hebben we presentaties gegeven aan onder andere omgevingsdiensten en Deskundig Toezichthouders asbest (DTA’ers). En in samenwerking met Fenelab, de brancheorganisatie waarbij geaccrediteerde laboratoria en inspectie-instellingen zijn aangesloten, hebben we twee workshops verzorgd voor de labmedewerkers zelf.

Tonnen gekost

Een schokkend praktijkvoorbeeld is dat van een fabriek die gesloopt werd om plaats te maken voor een filiaal van een winkelketen. Kin trof niet alleen in deurkozijnen asbest aan, maar over het hele terrein lagen restanten asbest verspreid. ‘Niet best, want op dat moment waren de asbestverwijderingswerkzaamheden al achter de rug en akkoord bevonden door het lab. Daarna zou een handsloper komen. Die werken met handgereedschap en breken de boel met de hand los, meestal zonder adembescherming.’ Om gezondheidsproblemen te voorkomen, sommeerde Kin de aannemer om het werk stil te leggen en het enkele hectare grote terrein te laten saneren. ‘Dat heeft de opdrachtgever tonnen gekost, terwijl hij te goeder trouw heeft gehandeld.’

40 Procent afgekeurd 

Parallel aan de presentaties van Inspectie SZW stelde de Raad voor Accreditatie (RvA) een onderzoek in, naar aanleiding van dezelfde constatering: dat het traject van asbestsanering niet naar behoren loopt. In september 2016 heeft de RvA in nauwe samenwerking met Fenelab een pilot opgestart om te bezien in hoeverre een systeem voor het onaangekondigd bijwonen van eindbeoordelingen na asbestsaneringen, toegevoegde waarde zou kunnen hebben. De conclusies uit de rapportage van 14 februari 2020 zijn als volgt:

Grote zorg is dat 40 procent van de saneringen wordt afgekeurd indien de RvA de eindcontrole bijwoont. Dit is op basis van een risicogerichte benadering door de RvA, waarbij men locaties bezoekt waarbij op voorhand een vermoeden bestaat dat het om een complexe sanering gaat. Niet duidelijk is in hoeverre de aanwezigheid van de RvA de conclusies van de inspecteur op dit punt beïnvloedt. De RvA-steekproef ging over circa 150 projectbezoeken, terwijl jaarlijks meer dan 110.000 asbestsaneringsprojecten worden geïnspecteerd door het laboratorium.

Een tweede punt van zorg voor de RvA is het relatief grote aantal klachten (meldingen en signalen) over de asbestsaneringsprojecten vanuit de toezichthoudende overheden. Dat betreft de eindbeoordeling maar ook het inventarisatierapport of het saneringswerk dat slecht is uitgevoerd. Op het moment dat het lab komt, komen ook de eventuele onvolkomenheden van eerder in de asbestketen aan het licht.

Cruciale rol labs

Waar gaat het mis? ‘Dat is lastig te zeggen want de keten is lang.’ Bij asbestsanering kiest de opdrachtgever aan de hand van een asbestinventarisatierapport een gecertificeerd asbestsaneringsbedrijf uit. De certificerende instelling controleert steekproefsgewijs het asbestsaneringsbedrijf. Op zijn beurt controleert de RvA steekproefsgewijs de certificerende instelling. En aan het einde van de rit doet een lab de eindbeoordeling volgens de NEN 2990 norm, die wettelijk is verankerd. Hier controleert de RvA ook weer steekproefsgewijs. Bij de hogere risicoklassen 2 en 2A doet het lab de eindbeoordeling altijd. ‘Op papier is het perfect geregeld, maar in de praktijk lopen tijdens zo’n traject meerdere partijen met oogkleppen op rond’, aldus Kin. ‘Het zijn geen incidenten, het komt te vaak voor. Daarom wil ik het belang benadrukken dat elke partij in de keten – zowel uitvoerders, als toezichthouders van omgevings- en inspectiediensten en certificerende instellingen – zijn volle verantwoordelijkheid neemt en kwalitatief goed werk levert. En dat er een cruciale rol is weggelegd voor de labs: zij beoordelen of de sanering goed is uitgevoerd en de locatie weer veilig genoeg is om te betreden.’ Edwin Zoontjes, secretaris van Fenelab, vult hierop aan. ‘Er is nog wel eens discussie over de nut en noodzaak van kwaliteitsborging aan het eind van de keten door het geaccrediteerde lab. Het argument daarbij is vaak kostengedreven. Voornoemde RvA-rapportage maakt duidelijk dat dit onverminderd noodzakelijk blijft. Zoals genoemd wordt circa 40 procent van de asbestprojecten afgekeurd. Als je dat over alle 110.000 projecten per jaar heen legt, zijn dat er bijna 50.000! Dat geeft onherroepelijk het belang aan van de eindbeoordeling door het lab. Om te zorgen en te borgen dat dit goed plaatsvindt en te laten zien waar het in de praktijk misgaat, hebben de Inspectie SZW en Fenelab een tweetal informatiebijeenkomsten georganiseerd.’

‘Zowel de RvA als Fenelab zijn zeer tevreden over de nieuwe systematiek van de onaangekondigde eindbeoordeling. De pilot is daarom omgezet naar een structurele werkwijze. Er is alle reden om erop te vertrouwen dat deze nieuwe werkwijze het aantal fouten in de asbestketen omlaag gaat brengen’, vervolgt Zoontjes.

Zoontjes besluit: ‘Wat betreft de informatiebijeenkomsten van de Inspectie SZW en Fenelab: afgesproken is om binnenkort een nieuwe te organiseren juist ook om de niet-leden van Fenelab te bereiken. Want daar valt ook een wereld te winnen.’