31
januari
2022
|
10:21
Europe/Amsterdam

Schimmige constructie met Filipijnse matrozen

Het is een verhaal van lange adem. Het verhaal van Filipijnse matrozen op de Nederlandse binnenvaart. Het verhaal dat begint in 2011. Het verhaal van de veroordeling in de strafzaak in 2020 en de uitspraak van de ontnemingszaak in 2021. Maar het is gelukkig een goed verhaal, met een veroordeling en het terugbetalen van onterecht verdiend geld.
 

Het is oktober 2011 als de rechercheurs van de Arbeidsinspectie een inval doen bij een agentschap dat Filipijnse matrozen uitleent aan de binnenvaart. Reden is het vermoeden dat de matrozen niet het loon krijgen dat ze verdienen, hier illegaal werken en dat zij lange werkdagen maken. Er worden onder meer laptops, computers en fysieke bestanden meegenomen. Een lang traject van onderzoek en rechtszaken gaat van start.
 

Ervaring met zeevaart
In de Filipijnen worden matrozen geworven voor de Nederlandse markt. Dat kost daar niet al te veel moeite. Er blijken veel Filipijnse matrozen te zijn en ook een groot aantal dat ervaring heeft met de Nederlandse zeevaart. Er wordt een constructie opgezet in Manilla (Filipijnen), Singapore en Nederland om de matrozen met de benodigde bewijzen in Nederland aan het werk te zetten. Maar helaas gaat het al in de Filipijnen mis.
 

Dat blijkt als de rechercheurs na de doorzoeking aan de slag gaan. “Alle documenten, laptops, en noem maar op hebben we nauwkeurig bekeken. Je hebt dan toegang tot e-mails, brieven, alles. Dan ga je de constructies die gebruikt worden pas goed ontdekken”, aldus rechercheur Marie-Anne Janssen-van Asten. “Daarna zijn we matrozen en anderen gaan horen en mensen confronteren met bewijzen die wij hebben”.
 

Goed vertrouwen
Wat blijkt, de matrozen tekenen op de Filipijnen een POEA (Philippine Overseas Emloyment Administration)-contract, een arbeidsovereenkomst. Dat doen zij met een digitale handtekening op een tablet. De matrozen gaan ervan uit dat het salaris dat hierin staat vermeld ook hun salaris is. Wat ze niet weten is dat er nog een tweede contract is, een Nederlands contract. In dat contract staat niet hun Filipijns loon, maar het Nederlandse minimumloon, wat veel hoger is. Het bedrijf heeft dat nodig om bij het UWV voor de matrozen een tewerkstellingsvergunning en machtiging tot voorlopig verblijf aan te vragen. En hiervoor gebruiken ze de digitale handtekening van de matrozen weer die het bedrijf heeft, zonder dat de matrozen dat weten. 
Het is duidelijk. De matrozen krijgen het ‘afgesproken’ loon volgens het POEA-contract en niet het Nederlands minimumloon dat ze behoren te krijgen. Oftewel er is hier sprake van valsheid in geschrifte. 
 

De rechercheurs richten zich op twee zaken: strafrecht en ontneming. Eerst moeten de betrokkenen schuldig worden verklaard door de rechtbank voordat de ontnemingszaak kan beginnen. Een lang proces begint. Zo moet er duidelijkheid komen over de geldstromen. Geldstromen waarbij meerdere ondernemingen in het buitenland zijn betrokken. Zo worden de salarissen van de Filipijnse matrozen uitbetaald door een onderneming op de Filipijnen. De schippers betaalden de facturen van een onderneming uit Singapore, deel rechtstreeks op een bankrekening in Singapore en deels op een rekening in Nederland. Om dit allemaal inzichtelijk te maken moeten er rechtshulpverzoeken onder meer richting de Filipijnen worden gedaan. En de beantwoording op deze verzoeken? Dat duurt helaas lang, erg lang. 
 

Geld terugbetalen
In de zomer van 2020 komt de strafzaak voor. De verdachten zijn het Nederlandse agentschap, haar directeur en de directeur, een Nederlander, van de Singaporese onderneming. Beide directeuren worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Het Nederlandse agentschap wordt veroordeeld tot een geldboete van € 63.000,-. Met de uitspraak staat de weg open voor de ontnemingszaak. Immers, misdaad mag niet lonen. Het is aan de rechercheurs om aan te tonen wat de verdachten met deze constructie hebben verdiend. Het gaat hierbij om de periode januari 2009 tot en met de dag van de doorzoeking in oktober 2011.
 

Bijzonder is natuurlijk wel dat Marie-Anne en haar collega’s al in maart 2013 eigenlijk hun zaak al rond hadden, maar nog zo’n zeven jaar moesten wachten voordat de ontnemingszaak voor de rechter kwam. Het wachten heeft gelukkig wel zin gehad.
Twee verdachten zijn veroordeeld tot betaling aan de Staat. Een Nederlandse verdachte voor een bedrag van € 90.000 en de andere verdachte voor een bedrag van bijna 2,4 miljoen euro. Daarnaast moet de Nederlandse onderneming een bedrag aan de Staat betalen van € 18.200.
 

Een zaak van lange adem. Maar wel een goed verhaal: ook hier loont misdaad niet.